Tot op dit ogenblik ging het enkel over NPN-transistors. Het pijltje in de emitter wijst naar onder. Qua opbouw is de basis een NP-junctie. Dit soort transistor is het meest gebruikte type. Voor sommige toepassingen is echter een ander type nodig namelijk de PNP. Bekijk goed de voorstelling van beide types en vergelijk vooral het verschil in de junctie basis/emitter.

We starten met het symbool :

Niet erg spektakulair, afgezien van de zin van het pijltje in de emittor. Bij een NPN gaat dat pijltje UIT de transistor en bij de PNP is het andersom.

pnp1.gif (1512 octets)

Het gedrag of de werking van beide types transistor is identiek, enkel zijn de polariteiten omgekeerd.

We plaatsen een positieve spanning op de emitter ( negatief voor de basis dus ) om die junctie te doen geleiden ( omgekeerd dus tegenover de NPN). Om de transistor te laten geleiden moeten we een lagere spanning aan de basis leggen dan aan de emitter (0,6 à 0,7 V).

Voor een beter begrip volgt hier een concreet voorbeeld :

Hieronder een NPN-voorbeeld

Hieronder een PNP-voorbeeld

Montage ¦ transistor NPN
Montage ¦ transistor PNP

Je ziet duidelijk een zelfde schakeling, maar toch zijn er enkele verschillen. De plaats van de emitter te opzichte van de voeding (12 V of Vcc) is, samen met de desbetreffende weerstanden, omgekeerd . Natuurlijk moet ook de spanningsdeler voor de polarisatie van de basis omgekeerd zijn.

Als we nu eens in de plaats een negatieve voedingsspanning zouden gebruiken dan zouden we merken dat er eigenlijk niks veranderd is (op het teken na). PNP of NPN, het lijkt allemaal gelijk.


1 – We berekenen de basisspanning ten opzichte van de massa :


1500
Vb = ____________ x 12 = 2,17 V
6800 + 1500


2 – Nu is de emittor aan de beurt (ten opzichte van de massa) :
Ve = Vb – 0,7 = 2,17 – 0,7 = 1,47V


3 – Verder Ie :
Ie = 1,47/ 560 = 2,63 mA


1 – We berekenen de basisspanning ten opzichte van de massa :


6800
Vb = ______________ x 12 = 9,83 V
1500 + 6800


2 – Nu is de emittor aan de beurt (ten opzichte van de massa) :
Deze spanning is 0,7 V groter dan die op de emitter en wordt :
Ve = 9,83 + 0,7 = 10,53 V

3 – De spanning nu over de klemmen R1 (150 Ω ) et Re :

Ur1 = 12 – 9,83 = 2,17 V
Ure = 12 – 10,53 = 1,47 V

3 – Verder Ie :
Ure 1,47
Ie = ______ = ______ = 2,63 mA
Re 560

Wat we hier gezien hebben dwingt ons om spanningen te rekenen ten opzichte van een referentie. Die kunnen we in principe willekeurig kiezen. In de beginperiode van de transistor hadden we om technologische redenen enkel de beschikking over PNP-types. Toen werd als voeding de positieve kant van de voeding als referentie genomen en als massa beschouwd. Dit was eigenlijk de GOEDE manier van werken, maar zoals wel meer gebeurt heeft men later de verkeerde keuze gemaakt (cfr. stroomzin). Mensen die met telefoonkabels te maken hebben weten wel waarover ik het heb.

Samengevat :

Bij gebruik van een PNP transistor bevindt de basis zich op een lagere spanning als de emitter (als Vcc positief behouden blijft) en dit in tegenstelling met de NPN.

Bij een zendontvangtoestel wordt bij zenden vaak geschakeld in de verbinding naar de massa om de zender te activeren ( afstansbesturing van bv de eindtrap). Dit is een klassieke toepassing van een PNP-transistor. Om weinig vermogen te moeten schakelen zal men eerder inwerken op de polarisatie door de spanningsdeler voor de basis, aan de massa te leggen.